Uit mijn ziekenhuistijd herinner ik me natuurlijk allereerst de heer Poelstra, een stevig gebouwde Fries die nog nooit bij de dokter was geweest tot hij tijdens een feestje een tafel beklom om een rede uit te spreken en er gelijk weer afdonderde. Hij werd opgenomen op de afdeling neurologie.
En wanneer vrijdag grote visite gelopen werd, met voorop de professor en de hoofdzuster, daarna de assistenten en in de achterhoede de studenten, nog wat onwennig in hun witte jas, dan stevende hij al die superstars voorbij en kwam met gespreide armen op mij af.
"Ha - daar is mijn grote vriend!"
Ik wist niet hoe ik het had! Ik - zijn grote vriend! Die klap was hard aangekomen, dat was iedereen, van hoog tot laag, duidelijk.
Verder zal ik Jantje Rikketik niet gauw vergeten. Iedere keer als dit bekende stadstype laveloos van straat werd opgepakt, simuleerde hij een hartaanval omdat hij een ziekenhuisbed geriefelijker vond dan een cel op het politiebureau. Nadat hij een keer of drie langs deze weg de nacht op de intensive care had doorgebracht, werd hij op de zwarte lijst geplaatst. Hij mocht niet meer worden opgenomen. Dus als hij nu werkelijk een hartinfarct krijgt is hij zuur.
En ik denk nog vaak aan de freule, een dame met tweemaal een dubbele achternaam die, waarschijnlijk omdat het anders helemaal zo'n mond vol zou worden van voren kortweg To heette. Een afkorting van Cato, dacht ik. Later zag ik dat je het spelde als Teau. Goed, dan was het een afkorting van Cateau.
Ze was 87 jaar maar allerminst een lief omaatje dat alles wel best vond. Oh nee! Ze lag - uiteraard - op klas en verdroeg enkel de professor en de hoofdzuster aan haar ziekbed. Het mindere volk stuurde ze weg. En wanneer iets haar niet zinde belde ze via een soort hotline rechtstreeks naar de professor en riep:
"Professor, wilt U ogenblikkelijk komen! Ik ben heugst ontevreden!"
Er werd beweerd dat ze vroeger, toen ze nog ergens een kasteel bewoonde, geen personeel wenste te zien. Dit leidde tot nogal komische taferelen wanneer ze eens een wandelingetje door het park maakte - alle tuinlieden schoten achter een boom en draaiden met haar mee tot ze uit het zicht was.
Maar de ziekte waarvoor ze was opgenomen bleek ongeneeslijk en haar toestand ging snel achteruit. Na een tijdje kon het haar ook niet meer schelen wie er aan haar bed stond, vandaar dat ik haar ook een paar keer heb mogen zien. Een klein, grijs dametje met een stuurs gezicht.
"Tja, tante Teau wil graag nog een tijdje bij ons blijven", zei een nicht die toevallig bij haar op bezoek was "Maar dat kan nu eenmaal niet"
Een week later was ze nauwelijks nog bij bewustzijn.
"En mevrouw, hoe is het met U ?", vroeg de professor tijdens de visite.
"Ik heb pijn aan mijn reet", bromde ze.
"Eh... mevrouw heeft last van haar bips. Wat zullen we daaraan doen?"
En in de status schreef hij: "mevrouw heeft een gedesoriënteerd woordgebruik"
Twee dagen daarna is ze overleden.
|